Laatst hoorde ik een verhaal over een ziekenhuis, waar letterlijk alle verpleegkundigen tegelijk op vakantie gingen. Precies tijdens het bezoekuur ook nog. Samen met de facilitaire dienst. Ik wist niet dat dat kon, maar het kon dus ook niet. Op zich was het nog een geluk dat het tijdens het bezoekuur gebeurde. Veel patiënten hadden familie of vrienden op bezoek. Die ene oudere dame ook. Haar zoon zat gezellig een spelletje met haar te doen, iets van rummikub. Kopje thee, koekjes. Lekker. ‘Je moet goed drinken, mam’. Dat doet ze wel. En dus moest de moeder eigenlijk even plassen. No problem, druk op het belletje voor de verpleegkundige. Die is er altijd best snel.
O wacht nee, er is natuurlijk niemand, want ze zijn op vakantie. De zoon ziet het al voor zich. Moet hij zijn moeder nu op de po stoel zetten? Zit niks anders op. De moeder moet nu echt heel nodig. De zoon besluit haar te helpen. Hij weet zijn moeder op die po stoel te krijgen. Hij ziet haar rimpeltjes. Overal. Zij ziet dat hij het ziet. Hij geneert zich een beetje. Zij ook. Na een paar minuten klatert moeder er eindelijk op los in die po stoel. Moet hij nu ergens een wc-papiertje vandaan halen? Hoe werkt dat? Dan maar een papieren handdoekje uit dat rek bij de wastafel. Hij geeft het papieren handdoekje aan zijn moeder. Ze frommelt wat met dat papiertje en geeft het terug aan haar zoon. Hij pakt het aan een puntje vast en gooit het in een prullenbak. Helpt haar met rimpeltjes en al weer in haar onderbroek en weet haar op de een of andere manier veilig in haar bed te takelen. Pffff. Wat een gedoe zeg.
Nu nog die po stoel ergens legen. Op de gang is een wc, daar mikt hij het wel even in. Er staan nog een paar mensen met een po. In de rij dan maar. Tien minuten later is hij weer terug bij zijn moeder. Ze moeten dat potje rummikub nog afmaken. En ze hebben die koekjes nog. Maar bij elke zet van het potje rummikub en bij elk koekje ziet hij die rimpeltjes voor zich. Zij ziet dat hij dat ziet, want ze is zijn moeder. Ze hebben geen idee hoe het nu verder moet op de verpleegafdeling zonder verpleegkundigen. Zoon belt met het thuisfront om een noodplan te verzinnen. Moeder is bezorgd. Om zichzelf, om haar zoon, zijn thuisfront, om alles eigenlijk. Zoon is ook bezorgd. Het bezoekje met een potje rummikub en gezellig samen wat herinneringen ophalen is ineens geen gezellig bezoekje meer. Hij heeft zijn rol als zoon geruild voor een rol als verpleegkundige.
Moeder is weer thuis. Niet dat het allemaal zo fantastisch gaat, maar thuis is toch het fijnste. Haar zoon komt langs. Gewoon voor de gezelligheid, potje rummikub, koekje, kopje thee en wat herinneringen ophalen. Zijn moeder wil graag zijn moeder blijven. Hij wil graag haar zoon blijven. Die toestand in het ziekenhuis toen de hele verpleegkundige crew op vakantie was, dat was niet zo’n succes. Gelukkig bedacht ze op tijd, dat er zoiets bestaat als Buurtzorg en Thuiszorg. Zodat zij zijn moeder kan blijven en hij haar zoon. Tuurlijk helpt hij haar graag en tuurlijk vraagt ze af en toe hulp bij een klusje. Maar het liefst spelen ze samen een potje rummikub met koekjes.