Het is 2014, je bent 34, je hebt een stoppelbaard, spierballen als kabeltouwen en een hip beroep. Wat zeg je dan als iets goed gaat: fijn. Fijn.
Mijn opa, die ruim 101 werd, zei ook vaak: fijn. Wat een fijn weer, Majet, zei hij dan. Wat fijn dat je er bent. Of: wat een fijne vent, jouw man.
Wie zegt er nou nog ‘fijn’? Ik dacht dus alleen mensen van vroeger, heel vroeger, want zelfs ik zeg het niet meer. Alleen in de ironische zin: nou fijn, m’n laptop is gecrasht. Of: fijne jongen, die suarez.
Even opzoeken maar weer: fijn komt van ‘finis’, Latijn voor (vrij vertaald) uitstekend afgerond.
Later gingen de ridders en jonkvrouwen het woord gebruiken. Dan ging het vooral over mooie vrouwen of mooie sieraden. Vrouwelijk dus.
Zakelijk hoor je dit: fijn dat je het zo snel kunt aanleveren. Ook dat zijn de jongere mensen, onder de 35 wat mij betreft. Je weet dan niet helemaal zeker of ze het wel fijn vinden. Het kan betekenen dat je als de sodemieter die copy moet gaan schrijven, anders loopt alles totalemento uit de hand. Dat is sowieso het lot van de copywriter. Copy komt aan het einde van een traject. En dan moet je zwart op wit en zichtbaar voor iedereen laten zien of je het hebt begrepen, leuk kunt verwoorden, strak binnen de kaders van stijl, tijd en ruimte. Mij best, of nee, mij fijn.
Je hebt ook fijntjes. Fijntjes kan bijna alleen maar akelig zijn: ik zal het hem eens fijntjes uitleggen. Berg je dan maar.
Fijn maakt een comeback. Hoorde het zelfs in eigen huis. Wel fijn, een goed cijfer voor m’n toets. Ze zeggen sowieso veel minder lelijke woorden, de kinderen van nu. Ook de stoppelbaarden van tegen de 30 hoor ik nooit iets anders met een f dan fijn zeggen. Dat kan 2 dingen betekenen.
- Ze vinden het fijn om fijne dingen te zeggen
- Laten we maar niks lelijks zeggen, die mevrouw is al wat ouder
Mij fijn, ik ga intussen een beetje social turven om te bewijzen dat Fijn echt heel 2014 is.