Ik weet nog zo goed hoe het daarvóór was, toen we nog niet en toen ik nog niet en toen zij nog niet en toen niemand nog niet. Iemand anders is allang vergeten hoe het daarvóór was en denkt dat jij altijd al zo was. Die is er al aan gewend, die is er niet de hele dag mee bezig hoe jij ook alweer daarvóór was.
Ervóór en Erná
Jij wel. Jij denkt in ervóór en erná. Probleem is: er zit niks tussen ‘voor en na’, dat gebeurde maar zo, ze zeiden nog nèt “komt-ie…vangen!” en dat was het dan. Zat je ineens in de wereld die Erná heet. Je durft je ogen niet open te doen in die totaal nieuwe wereld, je kijkt voorzichtig met één oog om te checken of je gezin er nog is, even later kijk je verder om te zien wie er nog meer in die wereld zit. Huh? Drukke boel hier, dacht dat ik immeuppie zat, joh, er lopen hier allerlei mensen rond. Zijn die soms meegekomen uit de wereld van Ervóór? En hebben ze ook….? Nee, volgens mij niet, nee, zien er allemaal nog hetzelfde uit.
Wat nu?! Wat later?!
En je denkt: wat nu. Wat nu. Hoewel ik vaker denk: wat later. Nu gaat nog wel, maar dat later, hè. Nu en later. Gezond en ongezond. Mobiel en immobiel. Gewoon en ongewoon. Daar heb je geen zin in, al die tegenovergestelden. Jong en oud. Wacht even, jong en oud? Een bekende tegenovergestelde bij parkinson. Iedereen zegt, dat het veel erger is om jong parkinson te krijgen, dan oud.
Ah. Jong en Oud.
Als je relatief jong parkinson krijgt, dan zit je aan de verkeerde kant van de statistische normaalverdeling. Dat zou dan dus erger zijn, dan wanneer je op ‘normale’ leeftijd parkinson krijgt, zeg rond de 65 tot 70 jaar. Alsof je dan wel rustig in je normale stand blijft zitten, omdat je in het normale stuk van die statistische grafiek zit. Alsof jij alles normaal vindt, wat statistisch gezien ook normaal is. Terwijl je dan ook een Ervóór en Erná hebt. Dan denk je toch niet: ooohjoh, mijn Erná duurt nog maar een paar jaartjes, dus kan mij ‘t schelen dat hele parkinson, tegen dat het echt erg is, ben ik er toch niet meer. Volgens mij denk je als laat-parkinson-starter niet zo.
Waarom vs Waarom
Een gekke tegenovergestelde is: waarom vs waarom. Het eerste waarom vraagt zich steeds maar weer af wáárom die nare ziekte nou net jou moet treffen, waarom heb ik toch altijd pech, waarom! Dit is het sombere Waarom Denken. Die hoor je veel vaker dan het optimistische Waarom Denken. Waarom is het mooi weer? Waarom hebben we zoveel geluk, waarom leven we in een land met goede parkinsonzorg?
Tai Chi of nie Tai Chi
Dan heb je nog boos en niet-boos, dapper en maar-een-beetje-dapper en (ik spreek even voor mezelf) Tai Chi of Nie Tai Chi. Een populaire tegenovergestelde is ook Eroverpraten of Netdoenalsoferniksaandehandis. Zo kom ik mijn dag wel door, met dat alles van twee kanten bekijken en het liefst andersom. Vroeger, echt een hele tijd terug in mijn Ervóór Tijd, vond ik het enorm leuk om alles eens andersom te zien, heb jij vast ook weleens gedaan, lezer. Kom, gaan we kijken of we het nog kunnen.
Mosredna
Gaadnav ag ki sellas snee nav ed eredna tnak nekjikeb. Vandaag ga ik alles eens van de andere kant bekijken. Tadoz ej teiz tad re neeg nedledtsegrevoneget njiz. Zodat je ziet dat er geen tegenovergestelden zijn. Sla ej dnah teh tein deog teod, nad teod-ei teh nooweg tein. Als je hand het niet goed doet, dan doet-ie het gewoon niet. Sla ej nosnikrap tbeh, beh ej nooweg nosnikrap. Als je parkinson hebt, heb je gewoon parkinson. Róóvre dleih ki nav nevjirhcs ne nav alocohc ne ánrE koo. Ervóór hield ik van schrijven en van chocola en Erná ook.
Sla ej negrom ej nego nepo teod, taatseb ed dlerew gon.
Als je morgen je ogen open doet, bestaat de wereld nog.