Ik vond het in de Londense City vrij normaal om tegen een collega in de dealing room te zeggen, te gillen zelfs: I am not your dotdotdot secretary! – als ik vond dat hij zelf zijn telefoon moest aannemen. Het was daar wel wat gangbaarder om dat soort taal uit te slaan, dat geef ik toe. Ik voelde het niet echt. Liquid lunches waren ook in orde. Toen ik mijn baan ging opzeggen bij de Japanse baas in de Japanse investment bank, gingen we eerst in de pub een gin tonic drinken met als bodempje een zakje salt & vinegar crisps. Tussen de middag. Had hem al om na de eerste slok, maar ja, je neemt andere besluiten als je in het Engels bedenkt hoe je in het Japans je baan gaat opzeggen. Wel opgezegd, die baan. Ook omdat een vorige Japanse baas van die bank in zijn afscheidsspeech voor alle analisten, bankers en traders nog een persoonlijk woordje voor me had. “Mariette-san, domo arigatoo for your work, I wish you good luck, gambatte kudasai, and aaaah I don’t think everybody is going to be as patient with your english as me.” En dan heb ik bij het schrijven van deze column nog het fatsoen om zijn accent niet fonetisch op te schrijven. Na de Japanse episode, ging ik ergens anders voor twee brokers werken, een Duitser en een Nederlander. Nog steeds in Londen, dus voertaal was 60% Engels, 30% Duits en 10% Nederlands. Al die tijd leefde ik eigenlijk in een film, want tja, bijna alles was in een andere taal, net als op tv. Daarom kon ik best iets met een f zeggen, elk uur ofzo. Voelde je niet. Ik nam het ook niet serieus als een Amerikaanse broker met een strakke scheiding zei: Hiii you must be Dutch – you’re so pretty (pridddiiee). Om vervolgens te vragen of ik vaak naar Copenhagen terug ging.
Nederlands is erger
Terug in Amsterdam na een paar jaar Londense film, mocht moedertaal Nederlands weer voorop. Dat half Nederland intussen elke zin cool maakt met Engelse woorden, maakt niet uit. Mensen die dat doen, zoals ik zelf bijvoorbeeld, denken gewoon in het Nederlands. En nemen besluiten in het Nederlands. Je hoort goed en slecht nieuws in je eigen taal. Je incasseert je parkinson in het Nederlands. Intussen heb ik liever parkinson in het Engels. Parkinson’s en dan op zijn Amerikaans. Reden 1 is Michael J. Fox, niet omdat hij parkinson’s heeft, maar om de manier waarop hij er mee omgaat. Reden 2 is distance. In het Engels voel je het minder, je hebt het nog wel maar het is iets minder van jezelf dan in het Nederlands. Hoe vaker je erover schrijft in het Engels, des te dichter bij komt het, maar toch, doe mij voorlopig maar a disease. Zonder ondertiteling. En ik wil al helemaal niet vooruitspoelen, zelfs niet als dat fast forward heet.