Je ziet wat je mist.

Vroeger was mijn rechterhand zo sterk! Ik kon er alles mee en dat vond ik wel normaal. Elke keer als ik mijn rechterhand zie, weet ik: vroeger was je sterk, nu doe je je best, maar je bent niet meer hoe je was. Mijn hart breekt er een beetje van.

Vroeger had ik een handschrift, nu heb ik een dappere poging tot leesbaar gekrabbel. Elke keer als ik mijn handtekening zet of mijn naam schrijf, dan weet ik: vroeger wist ik niet hoe blij ik met mijn handschrift was.

Ik hou nog wel van mijn dappere schrijfpogingen, maar mijn hart breekt er ook een beetje van.

Vroeger liep ik in lekker tempo door een stad, bungelde nooit achteraan. Nu ben ik met elke stap mijn best aan het doen om de anderen bij te houden. Elke keer als ik iedereen voor me zie lopen, weet ik dat ik blij ben dat ik kan lopen, maar mijn hart breekt er een beetje van.

Vroeger dacht ik niet na over mijn daginndeling, ik begon gewoon en op een gegeven moment stortte ik mijn bed in en ging vervolgens nog een uur liggen lezen. Nu moet ik rustmomenten inbouwen. Elke keer dat ik rust pak, weet ik: vroeger had ik alle energie van de wereld en ik wist het niet. Ik hou nog steeds van alles wat ik wel kan doen, maar mijn hart breekt er een beetje van.

Vroeger dacht ik niet na over alles wat ik kon, ik vond het vrij normaal, erger nog, ik was er trots op. Alsof het allemaal mijn eigen verdiensten waren.

En je denkt: zou nou niemand meer zien dat mijn rechterhand vroeger zo sterk was? Zou nou niemand meer zien dat ik eigenlijk een heel evenwichtig handschrift heb? En dat lopen, moet ik ze vertellen dat ik vroeger fantastisch kon lopen? Of dat doorgaan en doorgaan de hele dag zonder rust?

Zou nou niemand meer zien wie ik eigenlijk ben en wat ik eigenlijk kan? Die hand trilt soms, dat been schuifelt behoorlijk, een pen houd ik zelden meer vast en ze weten ook niet wat ik allemaal op een dag kan doen als…als….als ik dat kl parkinson nou maar niet had.

Ik denk van mezelf ergens nog steeds dat ik niets mis, dat het een soort van tijdelijk is. Dat ik het
moois niet los heb gelaten. Dat mijn identiteit niet in het gedrang is gekomen.

Daar zit het probleem: ben ik nog wel dezelfde, met alles wat ik mis? En ziet iemand anders wel wat ik allemaal mis? Geven ze me als het ware een andere identiteit?

Nee.Je ziet aan iemands ogen wat hij vroeger kon, hoe hij was, hoe zij was, wat zij allemaal kon. Je ziet de struggle van het niet meer kunnen wat vroeger zo vanzelfsprekend was. Je ziet precies wat hij of zij zo vreselijk mist van vroeger. Hoe je met je gemis omgaat, geen idee, ik doe ook maar wat.

Hoe je met jezelf omgaat, dat is wat telt. Dat is wat je omgeving ziet en waarvan ze misschien wel
denken: zooo, tough cookie! Vandaag zei iemand zomaar dat ik een tough cookie ben. Alsof ik alles nog kan. Misschien zie je wel aan me wat ik vroeger allemaal kon.

Tough cookie. Een tekst als een sterke rechterhand.

 Foto: Wim Rozenberg