Stel je bent copywriter en je helpt iemand z’n tekst oppoetsen. Kan iedereen zijn.
De CEO van een multinational, een student die een slim afstudeeronderzoek deed, maar moeite heeft met d’s en t’s, een manager die met een communicatieplan als een bijsluiter zit, een MKB’r die wel wat beters te doen heeft dan iets met teksten. Wie er ook aan het hannessen is met teksten, z’n structuur niet voor elkaar krijgt, kilometers lange zinnen met 6 bijzinnen fabriekt, slaapdocumenten moet verkopen – en dat allemaal weet, maar het niet kan helpen. Zelfs redacteurs van het FD, die in elke tweede zin een metafoor gebruiken. Al die mensen, van CEO tot directeur van de basisschool tot student die z’n scriptie niet durft in te leveren. Allemaal helpen we ze.
Vertelde ik thuis aan de keukentafel, tamelijk tevreden over m’n vakkundigheid. Op het zelfgenoegzame af. Eigenlijk behoorlijk zelfgenoegzaam.
Samenvattend, zegt de zoon (12): dus voor iedereen die niet ziet hoe z’n teksten moeten, ben jij een soort blindegeleidehond?
Zoooo. Mevrouw staat weer met vier poten op de grond.